1945

historische context -> 1945

Vierde Koerlandoffensief
De relatief rustige periode vanaf Kerst 1944 werd op 23 januari 1945 wreed verstoord door
een Russisch trommelvuur dat het Vierde Koerlandoffensief inluidde. Het belangrijkste doel
van het Rode Leger was opnieuw de havenstad Libau. Het volle gewicht van elf Russische
divisies kwam neer op Preekuln en omgeving, verdedigd door de 30. Infanteriedivisie en
het Derde Pantserkorps. De SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland werd bijzonder zwaar bestookt door Russische artillerie. Een deel van het Eerste Bataljon van Regiment De Ruyter lag onder vuur op Heuvel 17.1, oostelijk van het station van Ozoli. Een ander deel vocht bij Annenhof aan de zuidelijke kant van de weg van Groot-Gramsden naar Kaleti. Het Tweede Bataljon verdedigde posities ten noorden van de weg. Beide bataljons werden ondersteund door Artillerie-Regiment 54, dat alle Russische aanvallen afsloeg.

De volgende dag volgde weer een zwaar artilleriebombardement op de stellingen van de brigade. Na furieuze gevechten viel het meest zuidelijke bastion, het bruggenhoofd rond Heuvel 17.1, in Russische handen. Het zwaartepunt van de Russische aanval lag rond de weg van Groot Gramsden naar Kaleti. Na zware gevechten wisten Russische tanks en infanterie door te breken, waarna de overlevenden zich in westelijke richting terugtrokken. De brigade kreeg versterking van een infanteriebataljon van de 218. Infanteriedivisie en eenheden van de 14. Pantserdivisie.

narva_2Na een nacht waarin de temperaturen daalden tot 30 graden onder nul vielen de Russen in de ochtend van 25 januari 1945 opnieuw aan. In de loop van de dag werd ‘Nederland’ weer zwaar bestookt door Russische artillerie en viel het al dun bezette front steeds verder uit elkaar en verloren eenheden onderling contact. Het hoger gelegen gebied rond Annenhof, Meiri en Olzonieki viel in Russische handen en versterkte posities werden omsingeld. De Russen trokken westelijk over de weg van Groot Gramsden naar Kaleti. Er zat voor ‘De Ruyter’ niets anders op dan terug te trekken op Kaleti. De commandopost van het regiment werd van Grantini verplaatst naar Klein-Kaleti nadat de Russen het hoofdkwartier tot op twee kilometer waren genaderd.

Op 26 januari 1945 werd wederom hard gevochten in de sector van ‘Nederland’. Russische tanks trokken op naar Kaleti. Aanvallen van stormgeschut van ‘Nederland’ noordelijk van Kaleti, konden het tij niet keren. De restanten van Pionier-Bataljon 54 trokken zich terug naar hoger gelegen gebied ten noorden van Kaleti. De commandopost van ‘De Ruyter’ werd tot achter de rivier Wartage verplaatst. De rest van ‘Nederland’ trok zich terug in de sector Krute, Klein-Kaleti en Kodeli.

Op 27 januari 1945 concentreerden de Russische aanvallen zich op Klein-Kaleti. Diezelfde dag kreeg ‘Nederland’ toestemming om terug te trekken en werden de stellingen overgenomen door eenheden van de 218. Infanteriedivisie en de 14. Pantserdivisie. De brigade moest zich melden in Stettin 1, om te worden ingezet bij de verdediging van de Oder-linie. Nadat in het brigadehoofdkwartier de balans was opgemaakt was de conclusie dat de brigade geen enkele gevechtskracht meer had en dat de eenheden eigenlijk feitelijk hadden opgehouden te bestaan …

Maarschalk Zjoekov

Weichsel-Oder offensief
Op 12 januari 1945 lanceerden het 1e Wit-Russische Front (onder bevel van Maarschalk Zjoekov) en 1e Oekraïense Front (onder bevel van Maarschalk Konev) gezamenlijk het Weichsel-Oder offensief tegen Heeresgruppe A (vanaf 25 januari: Heeresgruppe Mitte). Stalin speelde de rivaliteit tussen Konev en Zjoekov uit door een wedloop tussen de twee te organiseren wie als eerste Berlijn zou veroveren. In 21 dagen tijd boekten de Russen een terreinwinst van 480 kilometer en werd de Duitse legergroep grotendeels vernietigd. Om het gat in de Duitse verdediging tussen de benedenlopen van de Weichsel en Oder op te vullen werd een nieuwe legergroep gevormd onder leiding van Heinrich Himmler: Heeresgruppe Weichsel.

Het Derde Pantserkorps zou een van de belangrijkste eenheden worden van de nieuwe legergroep. De legergroep moest de in de richting van Berlijn oprukkende Zjoekov in de noordelijke flank aanvallen, om zo de opmars te vertragen en de Russen te dwingen om naar het noorden af te buigen en eerst Pommeren te veroveren. Obergruppenführer Steiner werd commandant van het op 26 januari 1945 heropgestelde 11. Pantserleger. In werkelijkheid was de eenheid niet groter dan een legerkorps. Hiertoe behoorde ook het Derde Pantserkorps dat onder bevel van General Unrein was geplaatst.

De in 1944 gebouwde Michael Ferdinand was een van de transportschepen die ‘Nederland’ terugvoer naar Stettin.

Een van de transportschepen die ‘Nederland’ terugvoer naar Stettin (Michael Ferdinand)

Naar Stettin
Op 26 januari 1945 kreeg commandant Wagner te horen dat ‘Nederland’ samen met de rest van het Derde Pantserkorps aan het Weichselfront zou worden ingezet. Via Sutsa trokken de restanten van het Derde Pantserkorps terug naar de haven van Libau. Het was bitterkoud en het sneeuwde zacht toen de brigade op 28 en 29 januari 1945 in Libau werd ingescheept.

Bij windkracht 9 tot 10 en hoge golfslag voeren de  door de Duitse Kriegsmarine geëscorteerde transportschepen in groepen naar Stettin in het noordwesten van Polen. Toen op 4 februari 1945 de eerste schepen de haven van Stettin binnenliepen, was het Rode Leger Berlijn tot op 100 kilometer genaderd.

Logo van de 23. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nederland (niederländische Nr. 1.)

Logo van de 23. SS-Freiwilligen-Panzer-grenadier-Division Nederland (niederländische Nr. 1.)

23. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nederland
Op 10 februari 1945 werd de SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Brigade Nederland opgewaardeerd tot een divisie met als nieuwe naam 23. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nederland, met de toevoeging ‘niederländische Nr. 1.’ Regiment De Ruyter behield de aanduiding ’49’. De overige eenheden, zoals het Artillerie-Regiment, het Pionier-Bataljon en de Panzerjäger-Abteilung, kregen de nieuwe aanduiding ’23’. Het was de bedoeling dat de nieuwe divisie werd gereorganiseerd in de omgeving van Gollnow 2, ten noordoosten van Stettin.

Ook het heropgestelde SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Regiment General Seyffardt zou zich weer bij ‘Nederland’ voegen. Het Eerste Bataljon  bestond uit veteranen van Narva en nieuwe Nederlandse vrijwilligers. Het Tweede Bataljon was gevormd uit eenheden van het SS-Panzergrenadier-Lehr-Regiment en personeel van de Kriegsmarine. General Seyffardt werd aangevoerd door Obersturmbannführer Paul Massell. Het regiment werd echter voor de hereniging met de rest van ‘Nederland’ weer bijna vernietigd in gevechten rond Festung Schneidemühl en bij Flederborn, Hammerstein en Wald-Dievenow.

Regiment De Ruyter werd versterkt met het aan SS-Panzergrenadierschule Kienschlag opgeleide en twee bataljons tellende SS-Panzergrenadier-Regiment Klotz en een bataljon en compagnie van het SS-Panzergrenadier-Lehr-Regiment. Ook werden Volksduitsers en personeel van de Kriegsmarine aan de divisie toegevoegd, waarna ‘Nederland’ 6.000 man telde. 5.000 minder dan een gebruikelijke (Art 45) infanteriedivisie van de Wehrmacht. Het aantal Nederlanders in de divisie daalde tot onder de 10%.

pommerenReetz
In plaats van gereorganiseerd te worden bij Gollnow, werd een gevechtsgroep geformeerd onder aanvoering van de commandant van ‘De Ruyter.’ De staf van ‘De Ruyter’ werd verplaatst naar Ravenstein. De gevechtsgroep werd toegevoegd aan de Führer-Begleit-Division met als opdracht een Russische doorbraak ten noordoosten van Reetz 3, een belangrijk knooppunt van wegen, te voorkomen. Ook de gevechtsgroep Schäfer onder leiding van Standartenführer Schäfer, bestaande uit de pionierbataljons van ‘Nordland’ en ‘Nederland,’ werd bij Reetz 4 ingezet.

Op 16 februari 1945 viel het 11. Pantserleger als onderdeel van ‘Operatie Sonnenwende’ in de stromende regen de noordelijke flank van Maarschalk Zjoekovs 1ste Wit-Russische Front aan van Stargard 5 via Reetz tot Kallies 6. Het Derde Pantserkorps viel in het centrum aan: in de richting van Arnswalde 7 met ‘Nordland’ en in de richting van Reetz met ‘Nederland.’ Het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ viel langs beide zijden van de weg Ravenstein 8– Reetz aan en werd ondersteund door Panzerjäger-Abteilung 54. De aanval liep door geconcentreerd Russisch vuur vast bij het kerkhof in het noorden van Reetz. Het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ werd daarom ten zuiden Reetz bij Altenwedell ingezet. Na een Russische tegenaanval met tanks kwam ook de aanval van het Tweede Bataljon tot stilstand.

Op 17 februari 1945 probeerde het Eerste Bataljon vanuit het kerkhof herhaaldelijk Reetz verder binnen te dringen. Het stadje werd echter verbeten verdedigd, waarbij de Russen werden ondersteund door artillerie in de heuvels zuidoostelijk van Reetz. Het Tweede Bataljon werd daarop in de noordelijke richting gestuurd om noordelijk van Reetz posities in te nemen langs de spoorlijn Greifenhafen 9(Walkmühle) – Konraden 10.

Stettin
Tegen de avond van 19 februari 1945 stelde de leiding van Heeresgruppe Weichsel vast dat het offensief overal vastliep door de inzet van sterke Russische reserves. In de dagen die volgden werd de frontlijn geleidelijk in noordelijke richting teruggedrongen. Ondertussen bereidden de Russen de aanval voor die de Heeresgruppe in tweeën moest splijten en hen een betere uitgangspositie moest verschaffen voor een aanval op de troepen in Achter-Pommeren en West-Pruisen. Een tweede, kleinere, aanval richtte zich op Stettin met als doel de troepen ten westen van de wig te vernietigen, waaronder het Derde Pantserkorps. Vanaf 28 februari 1945 nam de druk op de posities van Regiment De Ruyter toe rond het kerkhof van Reetz en Reichsstraße 104 11.

Op de eerste dag van maart viel het 1ste Wit-Russische Front na een zware artilleriebeschieting de sector van het Derde Pantserkorps aan met als doel door te stoten naar Stettin. De zwaartepunten van de aanvallen lagen in het westelijk deel van de sector bij Repplin 12 en Brallenthin 13, die verdedigd werd door de Vlamingen van Langemarck, en in het oostelijk deel van de sector van ‘Nederland’ bij Reetz. Al snel was de situatie op beide punten kritiek. Bij Reetz moesten het Eerste Bataljon van ‘De Ruyter’ en het Tweede Bataljon van Artillerie-Regiment 23 onder druk van Russische artillerie, tanks en infanterie Reichsstraße 104 opgeven. Het Eerste Bataljon viel terug op het vijf kilometer noordwestelijker gelegen Falkenwalde 14, waar ook de commandopost van het regiment en het Tweede Bataljon van Artillerie-Regiment 23 waren gevestigd. Ook het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ trok zich in noordelijke richting terug. Onder druk van overal opduikende Russische pantsereenheden restte de commandant van het Derde Pantserkorps niets anders dan de oostelijke flank in noordwestelijke richting langs Reichsstraße 158 15 terug te trekken met Stargard als draaipunt. Als gevolg daarvan hergroepeerde ‘Nederland’ zich in de vroege ochtend van 2 maart 1945 bij Kasshagen 16. Tegen de avond bereikte het grootste deel het noordwestelijker gelegen Freienwalde 17, ondanks de verkeerschaos en de Russen die hen op de hielen zaten.

pommeren_2Stargard
In weerwil van aanhoudende Russische aanvallen hield ‘Nederland’ gedurende 3 maart 1945 stand bij Freienwalde. Ook Stargard bleef behouden, maar tussen de twee plaatsen viel de verdediging uit elkaar. Het Duitse opperbevel probeerde een nieuwe frontlijn te realiseren door de noordelijke vleugel, met wederom Stargard als draaipunt, van Freienwalde terug te laten vallen op het ongeveer twintig kilometer westelijker gelegen Massow 18. Daarmee was het front niet langer oost – west (Stargard-Reetz), maar noord – zuid georiënteerd.

‘Nederland’ kreeg in de nacht van 3 op 4 maart het bevel om in westelijke richting terug te trekken op Kannenberg 19. In de avond van 4 maart 1945 volgde een nieuw bevel om terug te trekken naar Daarz 20 ten zuidoosten van Massow. In allerijl aangevoerde Russische artillerie nam Massow en Daarz gedurende 5 maart 1945 voortdurend onder vuur. Tussendoor viel Russische infanterie keer op keer aan. Wagner vroeg het korpshoofdkwartier via de radio om toestemming om terug te trekken, maar kreeg te horen dat ten koste van alles stand moest worden gehouden. Diezelfde dag bereikten Russische en Poolse troepen bij Kolberg 21 de Oostzee.

Vanaf 7 maart 1945 werden de zwaar aangeslagen restanten van het Derde Pantserkorps inclusief ‘Nederland’ ondanks het bevel om stand te houden steeds meer teruggedrongen richting het Dabiemeer ten oosten van Stettin waar ze een bruggenhoofd vormden met als meest noordelijke plaats Lübzin 22. Het commando over het pantserkorps was inmiddels weer overgenomen door Obergruppenführer Steiner. ‘Nederland’ had de leiding over een bont allegaartje van troepen aan het noordelijke deel van het bruggenhoofd van Lübzin tot Hornskrug 23 bij Altdamm 24, een stadsdeel van Stettin op de oostelijke oever van de Oder en aan de zuidpunt van het Dabiemeer. In de nacht van 11 maart 1945 trokken de troepen in het noordelijke deel van het bruggenhoofd in zuidelijke richting terug op de lijn Bergland 25 – Friedrichshof 26. De Russen bleven het korps op de hielen zitten en gunden het geen rust. Desondanks hield het leegbloedende korps deze frontlijn tot 15 maart 1945. Daarna vielen de overlevenden terug op Altdamm, waar de uitgeputte en hongerige soldaten vochten voor ieder huis.

In de nacht van 18 op 19 maart 1945 trok het vrijwel vernietigde Derde Pantserkorps zich terug naar Stettin op de westelijke oever van de Oder en werden de bruggen opgeblazen. Het zwaar gehavende korps werd gereorganiseerd bij Wussow, Sommersdorf en Wattin ten zuidwesten van Stettin. De divisie ‘Nederland’ was niet veel groter dan een regiment. Er arriveerden wel versterkingen, maar de gevechtskracht van het marine-, luchtmacht en stafpersoneel was gering.

Oderfront
Op 27 maart 1945 werd het Derde Pantserkorps verplaatst naar het gebied ten westen van de Oder en ten noorden van Berlijn. Het SS-Panzergrenadierregiment Kienschlag werd opgeheven en de manschappen werden verdeeld over de andere eenheden. Hier voegden zich ook de overlevenden van Regiment General Seyffardt onder aanvoering van Obersturmbannführer Scheibe zich weer bij ‘Nederland’.

Aan de Oder, de laatste natuurlijke barrière voor Berlijn, wachtte ‘Nederland’ vanaf 27 maart 1945 gespannen het Rode Leger op. De divisie was versterkt met de overlevenden van Regiment General Seyffardt en Regiment De Ruyter met Kampfgruppe Rehder; een bataljon bestaande uit voormalig administratief personeel van het SS-Führungshauptamt dat het Eerste Bataljon vormde. Met in het westen de tot aan de Elbe opgerukte geallieerden en in het oosten de tot aan de Oder en Neise doorgedrongen Russen, was het tot iedereen doorgedrongen dat de oorlog verloren was en het slechts een kwestie van hoogstens enkele weken was voordat Duitsland zou moeten capituleren.

Operatie Berlijn
oderfront_1945
In de vroege ochtend van 16 april 1945 startte het finale Russische offensief: Operatie Berlijn. Vanuit een hooggelegen observatiepost aanschouwde Maarschalk Zjoekov een half uur durend bombardement van duizenden kanonnen, mortieren en raketwerpers op de westelijke oever van de Oder. ‘De Ruyter’ werd gespaard doordat de Russische granaten niet op de Nederlandse stellingen vielen, maar op een stadje erachter.

Op 17 april 1945 werd de 23. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nederland gedeeltelijk onttrokken aan het Derde Pantserkorps en opgedeeld in twee gevechtsgroepen. Regiment De Ruyter en het Eerste Bataljon van Artillerie-Regiment 23 bleven aan de Oder gelegerd rond Gartz en onder commando van het Derde Pantserkorps staan. Regiment General Seyffardt en het Tweede en Derde bataljon van Artillerie-Regiment 23 werden naar de Seelowhoogten ten oosten van Berlijn verplaatst.

De Ruyter
Het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ lag bij Gatow en Vierraden. Het Eerste Bataljon lag iets noordelijker bij Friedrichsthal. Hun taak was te voorkomen dat Russische eenheden de Oder overstaken. Achter de twee bataljons stonden op het hoger gelegen gedeelte van de westelijke Oder-oever talrijke zware luchtafweerbatterijen opgesteld. De gevechtskracht van de onervaren bemanningen werd door de commandant van ‘De Ruyter’ als nul beoordeeld. De kanonnen van Artillerie-Regiment 23 stonden bij Vierraden, net ten noorden van Schwedt. De stemming was ondanks de slechte vooruitzichten goed. Een onderofficier trouwde en vrouwen bezochten hun man.

Op 20 april 1945 staken de Russen ten zuiden van Stettin bij de gehuchten Hünenberg en Kremershof de Oder over en vormden een bruggenhoofd. Ondanks Duitse tegenaanvallen van onder andere ‘Wallonien’ wisten de Russen het bruggenhoofd verder uit te breiden. Op 22 april 1945 probeerden de Russen ook bij Friedrichsthal en Gatow de Oder over te steken, maar de bataljons van ‘De Ruyter’ sloegen de aanval af. Diezelfde bereikten de gevechten de oostelijke rand van de stad, waarmee Berlijn in de frontlinie lag. Twee dagen later was de hoofdstad omsingeld en begon de verdediging in te storten.

vlamingen

Vlamingen van ‘Langemarck’

Op 23 april 1945 deden de Russen een nieuwe poging om bij Gatow over te steken, maar het Tweede Bataljon van ‘De Ruyter’ sloeg de aanval af. Iets noordelijker hield Kampfgruppe Schellong van ‘Langemarck’ de Russen tegen. Een dag later slaagden de Russen erin om de Oder over te steken in de sector van het Eerste Bataljon en Friedrichsthal te veroveren. Op 25 april braken de Russen uit de bruggenhoofden bij Stettin en Gartz en rukten ze op naar Schmölnn, waar de autoweg de Randowstelling doorsneed. Door de ineenstorting van het front ten noorden van de posities van ‘De Ruyter’ restte het regiment niets anders dan zich terug te trekken op het westelijker en achter de Randowstelling gelegen Ratzebruch, ten oosten van Gramzow. Nadat de Russen op 26 april op twee plaatsen door de Randowstelling waren gebroken, trok ‘De Ruyter’ zich samen met de restanten van ‘Langemarck’ en ‘Wallonien’ terug op de Ueckerstelling bij Prenzlau. Toen de Russen ook daar doorbraken, trok het regiment ich in westelijke richting terug op Neustrelitz, Wesenberg en Mirow als achterhoede van het 27. Legerkorps. Ten noorden van Mirow sloeg ‘De Ruyter’ nog een aanval van Russische tanks af. De volgende dag trok het regiment zich al vechtend verder terug op het al deels door de Russen bezette Röbel. De terugtocht werd bemoeilijkt door de verstopte wegen. Drie infanteriekanonnen hielden de Russen op afstand.

General Seyffardt
Op 16 april 1945 werd om 03.00 uur ook oostelijke van Berlijn het finale Russische offensief ingezet met een artilleriebombardement. De 4.000 man van Regiment General Seyffardt en het Tweede en Derde Bataljon van Artillerie-Regiment 23 werden toegevoegd aan het 11. SS-Pantserkorps om een doorbraak van Russische troepen bij de Seelowhoogten, negentig kilometer ten oosten van Berlijn, te voorkomen. Regiment General Seyffardt, in werkelijkheid niet meer dan een bataljon met twee compagnieën, de divisiestaf, enkele divisie-eenheden en zes stukken stormgeschut, verliet onder aanvoering van Obersturmbannführer Scheibe het gebied ten noordoosten van Schwedt waar de eenheid in reserve was gehouden, en verplaatste zich op 17 en 18 april 1945 via Eberswalde en Strausberg naar het gebied rond Müncheberg en Marxdorf. Onderweg kampte het regiment met verstopte wegen, kapotte bruggen en vervuilde brandstof, waardoor motoren stilvielen. General Seyffardt had nauwelijks de stellingen betrokken of tietallen Russische tanks braken door. Himmler deed op 20 april 1945 een dramatisch appèl op ‘Nederland’ om door te vechten tot de laatste man.

halbeRond 19 en 20 april 1945 braken de Russen door de Duitse linies bij Wriezen, Seelow, Frankfurt aan de Oder en Forst/Cottbus. Verbindingen tussen de eenheden gingen verloren en flanken lagen open. De verdedigers aan de Oder, het Derde Pantserkorps, het LVI Pantserkorps en het 9. Leger, trokken zich in westelijke richting terug. Om omsingeling te voorkomen trok ‘Nederland’ zich na dagenlange bloedige gevechten onder leiding van Brigadeführer Wagner in zuidwestelijke via Fürstenwalde, Bad Seerow en Storkow terug op het gebied rond de Wolziger See. Door gebrek aan munitie en brandstof restte ‘Nederland’ niets anders dan alle zware wapens achter te laten. Op 21 april trokken Russische troepen ten westen van Halbe in noordelijke richting op naar Berlijn. Hierdoor werden de eenheden van het 9. Leger die zich oostelijk van Halbe bevonden ingesloten. Pogingen van het 12. Leger om de omsingelde troepen te ontzetten, mislukten. Ook het 9. Leger lukte het ondanks pogingen daartoe op 25 april en 27 april niet om in westelijke richting uit te breken. Door niet-aflatende aanvallen drukten de Russen de ‘Kessel’ steeds verder in elkaar. Op 28 april was de ‘Kessel’ niet veel groter dan het bosgebied tussen Klein Köris, Hermsdorf, Märkisch Buchholz en Halbe. Uiteindelijk wist een deel van de ingesloten eenheden zich in de nacht van 28 op 29 april met de moed der wanhoop een weg door Halbe te vechten en uit te breken. Onder hen ook drie gevechtsgroepen van ‘Nederland’ met in totaal ongeveer 300 man. Het merendeel van de ingesloten eenheden bleef in de ‘Kessel’ achter en werd krijgsgevangen gemaakt.

wagner_overgave_2

Jürgen Wagner geeft zich over

Zowel de terugtrekkende troepen als de vluchtende burgers werden constant en genadeloos bestookt door Russische artillerie en vliegtuigen. De restanten van ‘Nederland’ trokken eind april in de voorste linies van de infanteriespitsen via Massow en Wunder naar Märtensmühle. ‘Nederland’ telde in Märtensmühle nog ongeveer 100 man, waaronder Brigadeführer Wagner en Hauptsturmführer Tröger, de commandant van ‘General Seyffardt’ en vervangen van de op 29 april gesneuvelde Obersturmbannführer Scheibe. De veertig tot vijftig zwaargewonden die in de laatste voertuigen waren meegenomen, bleven achter omdat de brandstof op was. Ze werden nog een keer verzorgd, voordat de ongedeerden verder trokken om zich een weg naar de posities van het 12. Leger bij Breelitz, ten zuiden van Berlijn, te vechten. Wagner verzamelde het handjevol overlevenden van ‘Nederland’ bij Genthin, waarna ze rond 5 mei 1945 in de buurt van Tangermünde de Elbe overstaken. Wagner wist de Amerikanen ervan te overtuigen ‘Nederland’ in krijgsgevangenschap op te nemen, ondanks bij de Conferentie van Jalta gemaakte afspraken dat buitenlandse Waffen-SS-ers uitgeleverd dienden te worden aan Rusland.

Op 2 mei 1945 plantte de Russische sergeant Meliton Kantaria de Russische vlag op de Reichstag in Berlijn. Sovjetsoldaten hadden op 30 april al een vlag op het parlementsgebouw gehesen. Omdat daar geen foto’s van waren gemaakt, werd Kantaria uitgekozen om de vlag op 2 mei opnieuw te hijsen. De iconische foto werd op 13 mei 1945 gepubliceerd in het Russische Ogonyok magazine.

Op 2 mei 1945 plantte de Russische sergeant Meliton Kantaria de Russische vlag op de Reichstag in Berlijn. Sovjetsoldaten hadden op 30 april al een vlag op het parlementsgebouw gehesen. Omdat daar geen foto’s van waren gemaakt, werd Kantaria uitgekozen om de vlag op 2 mei opnieuw te hijsen. De iconische foto werd op 13 mei 1945 gepubliceerd in het Russische Ogonyok magazine.

De val van Berlijn
Op 20 april 1945, de dag dat Hitler zijn 56ste verjaardag vierde, kwam Berlijn voor het eerst binnen het bereik van Russische langeafstandskanonnen. Tien dagen later pleegde Hitler zelfmoord in zijn Berlijnse bunker. Op 2 mei 1945 tekende General Weidling de onvoorwaardelijke overgave van de stad Berlijn. Diezelfde dag plantte de Russische sergeant Meliton Kantaria de Russische vlag op de Reichstag in Berlijn. Sovjetsoldaten hadden op 30 april al een vlag op het parlementsgebouw gehesen. Omdat daar geen foto’s van waren gemaakt, werd Kantaria uitgekozen om de vlag op 2 mei opnieuw te hijsen. De iconische foto werd op 13 mei 1945 gepubliceerd in het Russische Ogonyok magazine.

Overgave
Na de val van Berlijn viel ‘De Ruyter’ samen met de restanten van het     3. Pantserleger in westelijke richting terug. Op 2 mei 1945 maakten de eerste eenheden van het 3. Pantserleger bij Schwerin contact met Britse en Amerikaanse troepen. In de namiddag van 3 mei 1945 bereikte Regiment De Ruyter afwisselend te voet en rijdend met de laatste voertuigen de omgeving van Parchim. Ze werden op de hielen gezeten door het Rode Leger, dat oprukte over de weg Plau – Lübs. Omdat nog niet alle Duitse troepen van het 27. Legerkorps de door de geallieerden op de Conferentie van Jalta afgesproken demarcatielijn waren gepasseerd, kreeg ‘De Ruyter’ het bevel zich oostelijk van Parchim in te graven en de Russen tegen te houden tot alle troepen de demarcatielijn waren gepasseerd.

7th-armored-divisionIn hun mangaten maakten de manschappen, twee stukken stormgeschut en de laatste drie zware infanteriekanonnen zich op voor het laatste gevecht. Toen Russische tanks overmoedig de Mühlenschlucht inreden, openden de Nederlanders het vuur met alles wat ze nog hadden. De tanks probeerden te keren, maar ze konden de steile helling niet oprijden en werden uitgeschakeld. Tijdens het gevecht bestudeerden officieren van de Amerikaanse 7de Armored Division het tafereel waarna ze weer verdwenen.

ruckzug_heeresgruppe_weichsel_1945Op de ochtend van 4 mei 1945 maakten de manschappen van Regiment De Ruyter zich op voor de laatste mars die hen in krijgsgevangenschap zou leiden. De mannen konden niet bevatten dat ze de vorige dag nog gevochten hadden en dat ze die dag, na jaren van oorlog, op de drempel stonden van vrede.  Via Domsühl, Raduhn en het Friedrichsmoeras trok ‘De Ruyter’ te voet en op de overgebleven voertuigen in de richting van de Amerikanen. De regimentscommandant reed vooruit om met de Amerikanen te onderhandelen over een overgave. Die wilden in eerste instantie het regiment niet in Amerikaanse krijgsgevangenschap opnemen omdat ‘De Ruyter’ het laatste gevecht tegen de Russen had gevoerd, en ze dientengevolge in Russische krijgsgevangenschap zouden moeten gaan. De regimentscommandant hintte dat de twee stukken stormgeschut die ze nog hadden tegen de Amerikanen zouden kunnen worden ingezet, om zo de voorwaarden te creëren om in Amerikaanse krijgsgevangenschap te kunnen gaan. Na het nodige overleg stemden de Amerikanen er uiteindelijk in toe dat ’De Ruyter’ in Amerikaanse krijgsgevangenschap opgenomen zou worden. Omdat de krijgsgevangenen in eerste instantie werden opgevangen op een braakliggend veld zonder omheining met nauwelijks bewaking, gingen veel soldaten ervandoor. Diegenen die niet konden of wilden vluchten werden overgebracht naar het Amerikaanse krijgsgevangenkamp bij Kraak.

Duitsland capituleert
Vlak voordat Adolf Hitler zelfmoord pleegde, benoemde hij Groβadmiral Karl Dönitz als nieuwe president,  en minister van propaganda Joseph Goebbels als nieuwe kanselier. Na de zelf gekozen dood van Goebbels bleef Dönitz alleen achter om met de westelijke geallieerden en de Russen te onderhandelen over de overgave van Duitsland.

De Duitsers wilden graag eerst afspraken maken met de westelijke geallieerden, zodat Duitse eenheden die zich nog in het Koerland en rond Danzig bevonden, binnen enkele dagen over zee geëvacueerd konden worden. De opperbevelhebber van de westelijke geallieerden, generaal Dwight D. Eisenhowe, maakte de Duitse delegatie echter duidelijk dat hij alleen een onvoorwaardelijke overgave van alle Duitse strijdkrachten accepteerde.

Op 5 mei 1945 gaf Generaloberst Johannes Blaskowitz, de Duitse bevelhebber van ‘Festung Holland,’ zich in hotel ‘De Wereld’ in Wageningen in aanwezigheid van Prins Bernhard mondeling over aan de Canadese generaal Charles Foulkes. Blaskowitz kreeg daarna nog 24 uur uitstel om de laatste details van de capitulatie met het Duitse opperbevel te regelen, waardoor op 6 mei in een boerderij in Nude, een buurtschap van Wageningen, de laatste documenten werden getekend.

Opperbevelhebber Generaloberst Alfred Jodl (midden) ondertekent de Duitse capitulatie in Reims op 7 mei 1945.

Opperbevelhebber Generaloberst Alfred Jodl (midden) ondertekent de Duitse capitulatie

Op 7 mei 1945 berustte Dönitz in het onvermijdelijke. Rond 01.30 uur liet hij Generaloberst Alfred Jodl via de radio weten dat hij instemde met de voorwaarden van Eisenhower. Om 02.41 uur tekende Jodl in Reims de documenten waarin stond dat twee dagen later, op 9 mei 1945 om 09.00 uur, een staakt-het-vuren in zou gaan. De volgende dag, 8 mei 1945, tekende Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel in Berlijn kort voor middernacht in aanwezigheid van Maarschalk Zjoekov een gelijksoortig document waarmee de Duitsers zich ook expliciet overgaven aan de Russische strijdkrachten.

 

Voetnoten

  1. Szczecin (Polen)
  2. Goleniów (Polen)
  3. Recz (Polen)
  4. Recz (Polen)
  5. Stargard Szczeciński (Polen)
  6. Kalisz Pomorski (Polen)
  7. Choszczno (Polen)
  8. Wapnica – Suchań – (Polen)
  9. Gryfino (Polen)
  10. Wielgoszcz (Polen)
  11. Weg van Stargard naar Konraden, Hassendorf en Wildforth (oost-west)
  12. Rzeplino (Polen)
  13. Bralecin (Polen)
  14. Sokoliniec (Polen)
  15. Weg van Stargard naar Freienwalde (west-noord)
  16. Dobrzany – Kozy- (Polen)
  17. Chociwel (Polen)
  18. Maszewo (Polen)
  19. Kania (Polen)
  20. Darż (Polen)
  21. Kolobrzrg (Polen)
  22. Lubczyna (Polen)
  23. Rzęśnica (Polen)
  24. Prawobrzeze (Polen)
  25. Voorstad Altdamm
  26. Plaats behorend bij Gollnow